overkookt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·kookt

Werkwoord

vervoeging van
overkoken

overkookt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overkoken
    • ... dat jij overkookt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overkoken
    • ... dat hij overkookt.