overhemd

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

overhemd
Uitspraak
Woordafbreking
  • over·hemd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord overhemd overhemden
verkleinwoord overhemdje overhemdjes

Zelfstandig naamwoord

het overhemdo

  1. (kleding) een kledingstuk voor het bovenlichaam van fijne stof met voorsluiting en kraag
    • Je moet wel netjes een overhemd aandoen. 
     Nog voordat ik mijn pakken en overhemden ging uithangen in de kleerkast in de achterkamer, voerde ik het ritueel uit waarmee ik het bureau als mijn territorium markeerde.[1]
Antoniemen
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers op Wikipedia, ISBN 978-90-295-2622-7, p. 18
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be