overga

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·ga

Werkwoord

vervoeging van
overgaan

overga

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overgaan
    • ... dat ik overga. 

Werkwoord

vervoeging van
overgaan

overga

  1. (in een bijzin) enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van overgaan
    • ... dat men overga.