overdraagt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·draagt

Werkwoord

vervoeging van
overdragen

overdraagt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overdragen
    • ... dat jij overdraagt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overdragen
    • ... dat hij overdraagt.