overdeed

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·deed

Werkwoord

vervoeging van
overdoen

overdeed

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van overdoen
    • ... dat ik overdeed. 
    • ... dat jij overdeed. 
    • ... dat hij, zij, het overdeed.