ovenbouwer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: ovenbouwer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- oven·bou·wer
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van oven zn en bouwer zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ovenbouwer | ovenbouwers |
verkleinwoord | ovenbouwertje | ovenbouwertjes |
Zelfstandig naamwoord
- (beroep) een persoon die ovens, haarden en gelijkaardige stookplaatsen alsmede rookkanalen ontwerpt en bouwt maar niet installeert
- Hij wilde altijd al ovenbouwer worden.
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. een persoon die ovens, haarden en gelijkaardige stookplaatsen alsmede rookkanalen ontwerpt en bouwt...
|
Gangbaarheid
- Het woord 'ovenbouwer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.