orthodontist

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • or·tho·don·tist
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord orthodontist orthodontisten
verkleinwoord orthodontistje orthodontistjes

Zelfstandig naamwoord

de orthodontistm

  1. (beroep) (medisch) een tandarts-specialist die de vorm, groei en ontwikkeling van het gebit en de kaken bestudeert
    • De orthodontist had net een nieuwe beugel bij me geplaatst, toen ik van de fiets viel. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Engels

enkelvoud meervoud
orthodontist orthodontists

Zelfstandig naamwoord

orthodontist

  1. (beroep) (medisch) orthodontist