organiseren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • or·ga·ni·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘regelen’ voor het eerst aangetroffen in 1862 [1]
  • Ontleend aan het Franse organiser met het achtervoegsel -iseren. Het Middelnederlands kende het woord in de betekenis "orgelspelen" (Latijn organizare). Later ontleende betekenissen zijn achtereenvolgens "van organen/hulpmiddelen voorzien" en "regelen, structureren".
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
organiseren
organiseerde
georganiseerd
zwak -d volledig

Werkwoord

organiseren

  1. overgankelijk een bepaalde structuur aanbrengen
  2. overgankelijk iets, vaak een evenement, tot stand brengen
    • Met enige regelmaat organiseert het Museum Hengelo ook bijeenkomsten over de plaatselijke pophistorie. Hans ten Brummelhuis draait dan muziek, toont illustratiemateriaal en vertelt wetenswaardigheden.[2] 
  3. regelen
     SNP Natuurreizen biedt dit arrangement helaas nog niet aan, dus je zult het zelf moeten organiseren.[3]
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen