ordinaat

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • or·di·naat
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘meetkundige lijn voor het bepalen van een punt in de ruimte’ voor het eerst aangetroffen in 1740 [1]
  • Naamwoord van handeling van ordineren met het achtervoegsel -aat
  • afgeleid van het Latijnse ordinatum met het achtervoegsel -aat [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord ordinaat ordinaten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de ordinaatv / m

  1. (wiskunde) de verticale as van de beide coördinaten van een punt in een plat vlak, de y-as
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

74 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen