ordelijk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • or·de·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ordelijk ordelijker ordelijkst
verbogen ordelijke ordelijkere ordelijkste
partitief ordelijks ordelijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

ordelijk [2]

  1. rustig en zonder uitspattingen
    • Vanwege het ordelijke verloop van de demonstratie mochten de agenten eerder naar huis. 
     Volgens de beheerder van de waterkrachtcentrale lijkt het water nu "ordelijk" door de dam te stromen. De dam is 45 jaar oud en bestaat volgens exploitant Hafslund uit twee turbines en een dam met deuren.[3]
  2. met een bepaalde regelmaat
    • Mijn buren hebben een overdreven ordelijk huishouden. 


Synoniemen
Antoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. ordelijk op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Bronlink geraadpleegd op 3 augustus 2023 Weblink bron “Stuwdam in Noorwegen breekt door na zware regenval, omwonenden geëvacueerd” (09-08-2023), NOS
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be