opzocht

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·zocht

Werkwoord

vervoeging van
opzoeken

opzocht

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van opzoeken
    • ... dat ik opzocht. 
    • ... dat jij opzocht. 
    • ... dat hij, zij, het opzocht. 
     ‘En?’ vroeg Jesus toen ik de groep weer opzocht.[1]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia