opvliegendheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·vlie·gend·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord opvliegendheid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de opvliegendheidv

  1. het snel boos en driftig kunnen worden; het prikkelbaar zijn
     Cameron onderging het spervuur van vragen zo goed mogelijk, met opeengeklemde lippen, en hield zijn eigen opvliegendheid in bedwang, maar het leven werd ondraaglijk.[2]
     Bovendien verwijten de demonstranten Erdogan een autoritaire regeerstijl. Zijn charisma, opvliegendheid en soms agressieve toon hebben hem populair gemaakt, bijvoorbeeld bij zijn opstelling tegenover Israël, maar ook in het binnenland houdt hij niet van tegenspraak en dat gaat veel Turken nu te ver.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Main, Sarah
    “Huis van eb en vloed” (2015), A.W. Bruna Uitgevers op Wikipedia, ISBN 9789044974515
  3. Bronlink geraadpleegd op 4 januari 2022 Weblink bron “Opstand tegen autoritaire Erdogan” (03-06-2013), NOS