opvliegen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·vlie·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opvliegen
vloog op
opgevlogen
klasse 2 volledig

Werkwoord

opvliegen

  1. ergatief vanaf de grond of een andere positie van rust aan een vlucht door de lucht beginnen
    • Toen de luid knal weerklink vloog de hele zwerm spreeuwen op van het veld. 
     Ze huilde tranen met tuiten toen het vliegtuig wegtaxiede, opvloog en in de donkere winterhemel verdween.[1]
  2. ergatief overdrachtelijk: plotseling in actie komen
    • Hij vloog op en begon te schelden omdat hij zich door die opmerking beledigd voelde. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044632767
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be