optocht

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·tocht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord optocht optochten
verkleinwoord optochtje optochtjes

Zelfstandig naamwoord

de optochtm

  1. is een georganiseerde trektocht, die meestal gehouden wordt om iets te manifesteren
    • Een optocht is een gecoördineerd gebeuren. Vaak willen de mensen in de optocht de toeschouwers iets vertellen. 
     Van lieverlede werd hij echter beschouwd als de 'vriend der kinderen'. In Nederland leest men over het St. Nicolaasfeest voor het eerst in het jaar 1360. De koorknaapjes in Dordrecht kregen er vrij voor. In optocht trokken zij door de stad en bedelden, met een smekend gebaar, hun bisschopsgeld bij elkaar. Maar in de zeventiende eeuw werd dit verboden![1]
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat op Wikipedia, p. 10
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be