opstonden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·ston·den

Werkwoord

vervoeging van
opstaan

opstonden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van opstaan
    • ...dat wij opstonden. 
    • ...dat jullie opstonden. 
    • ...dat zij opstonden.