opspuiten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·spui·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opspuiten
spoot op
opgespoten
klasse 2 volledig

Werkwoord

opspuiten

  1. overgankelijk een stuk ondiep water verlanden door een mengsel van zand en water erop aan te brengen en het water weg te laten zakken
  2. ergatief spuitend omhoogschieten
    • De waterstralen van de bedriegertjes die plotseling uit de grond opspoten zorgden voor veel vermaak. 
  3. overgankelijk spuitend iets opbrengen
    • Ze hadden er wat verf opgespoten. 
  4. ergatief alle kanten ~ snel in alle richtingen vliegen of spuiten
    • De modder spoot alle kanten op. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be