opruiming

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·rui·ming
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord opruiming opruimingen
verkleinwoord opruiminkje opruiminkjes

Zelfstandig naamwoord

de opruimingv

  1. (handel) periode dat een winkel zijn oude voorraden met korting verkoopt
    • Tijdens op opruiming moet de klant goed opletten. Hoe langer hij wacht met kopen hoe meer korting, maar ook hoe meer kans dat het gewenste product is uitverkocht. 
Synoniemen
  1. uitverkoop, solden, koopjes, sale
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be