oproerig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·roe·rig
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van oproer met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen oproerig oproeriger oproerigst
verbogen oproerige oproerigere oproerigste
partitief oproerigs oproerigers -

Bijvoeglijk naamwoord

oproerig

  1. opstandig met veel onrust
    • De politie zegt dat „beide partijen een aandeel hebben” in het conflict. „De bewoners zijn getergd en laten dat horen. Ze zijn op straat aanwezig, en gebruiken verbaal geweld.” De gemeente vreest dat de bewoners de verstoring niet langer zullen accepteren, en verwacht „een oproerige beweging en/of ernstige wanordelijkheden[1] 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

75 % van de Nederlanders;
76 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. NRC Guus Ritzen 25 september 2016
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be