opriepen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·rie·pen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
oproepen |
opriepen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van oproepen
- ...dat wij opriepen.
- ...dat jullie opriepen.
- ...dat zij opriepen.
- ...dat wij opriepen.
vervoeging van |
---|
oproepen |
opriepen