oppotten
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·pot·ten
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van op en potten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
oppotten |
potte op |
opgepot |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
oppotten
- overgankelijk een plant in een pot plaatsen
- Die zaailingen kunnen nu wel opgepot worden.
- overgankelijk verwoed geld sparen, bijvoorbeeld in een spaarpot
- Dat geld wordt allemaal opgepot.
- ▸ Een hogere rente zorgt ervoor dat huishoudens meer gaan sparen en minder uitgeven. Maar om de economie goed te laten draaien, is het juist van belang dat mensen grote en kleine aankopen blijven doen en hun geld niet oppotten.[1]
Werkwoord
vervoeging van |
---|
oppotten |
oppotten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van oppotten
- ...dat wij oppotten.
- ...dat jullie oppotten.
- ...dat zij oppotten.
- ...dat wij oppotten.
Gangbaarheid
- Het woord oppotten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "oppotten" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Euro voor het eerst in twintig jaar precies evenveel waard als dollar” (12 juli 2022), NU.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 97 %
- Prevalentie Vlaanderen 94 %