opperhoofd

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·per·hoofd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord opperhoofd opperhoofden
verkleinwoord opperhoofdje opperhoofdjes

Zelfstandig naamwoord

het opperhoofdo

  1. leider van een stam
  2. (geschiedenis) een door de Vereenigde Oostindische Compagnie benoemde bestuurder van een gebied of factorij
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be