opmaten
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·ma·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
opmeten |
opmaten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van opmeten
- ...dat wij opmaten.
- ...dat jullie opmaten.
- ...dat zij opmaten.
- ...dat wij opmaten.
Zelfstandig naamwoord
de opmaten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord opmaat