opium

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • opi·um
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘verdovend middel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1554 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord opium -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

opium m en o

  1. (scheikunde) het ingedroogde melksap van de opiumpapaver of slaapbol (Papaver somniferum), een pijnstillend, verdovend en verslavend middel
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen