opgewassen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·ge·was·sen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: opwassen…
verbogen vorm: opgewassene

opgewassen

  1. voltooid deelwoord van opwassen
stellend
onverbogen opgewassen
verbogen

Bijvoeglijk naamwoord

opgewassen

  1. van iemand dat hij voldoende kracht heeft om iets of iemand te weerstaan
    • De Koning wist dat niemand hiertegen opgewassen zou zijn. Wat zouden zijn onderdanen met hun Peutslingers, hun Doezelaars en Tamponeerdompers tegen dit wapen moeten beginnen? [1] 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Herzen, Frank
    De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 104
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be