opengingen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • open·gin·gen

Werkwoord

vervoeging van
opengaan

opengingen

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van opengaan
    • ...dat wij opengingen. 
    • ...dat jullie opengingen. 
    • ...dat zij opengingen. 
     Toen de deuren van de basiliek van de stad vanochtend om zes uur opengingen, hadden zich al enige duizenden mensen verzameld. Verwacht wordt dat rond de honderdduizend mensen de kerk zullen aandoen. De organisatoren verwachten zelfs bussen uit Slovenië, Polen en Libanon.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 17 november 2022 Weblink bron “Italianen in de rij voor St. Antonius” (Maandag 15 februari 2010, 15:51), NOS