opdelving

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·del·ving
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord opdelving opdelvingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de opdelvingv

  1. het opgraven van iets dat ondergronds verborgen is
    • Zooals men het allicht kan denken heeft de geaardheid en de levenswijze onzer aloude stamgenooten vele twistvragen onder de geleerden uitgelokt: wij hebben gedacht dat het den lezers van het Belfort niet onaangenaam zou wezen, indien wij, naar aanleiding der jongste opdelvingen, daar eenige van bespraken. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

67 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[3]


Verwijzingen