opbinden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·bin·den
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van op en binden [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opbinden |
bond op |
opgebonden |
klasse 3 | volledig |
Werkwoord
opbinden [2]
- overgankelijk naar boven omslaan en daar vastbinden
- overgankelijk tot steun aan iets vastbinden
- overgankelijk samenbinden
- (kookkunst) overgankelijk ledematen van gevogelte vastmaken, brideren
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord opbinden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opbinden" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ opbinden op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Sterk werkwoord klasse 3 in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Kookkunst in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 95 %
- Prevalentie Vlaanderen 90 %