oorlogsmasker
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- oor·logs·mas·ker
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van oorlog en masker met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oorlogsmasker | oorlogsmaskers |
verkleinwoord | oorlogsmaskertje | oorlogsmaskertjes |
Zelfstandig naamwoord
het oorlogsmasker o
- een masker die de oorlog uitbeeldt
Gangbaarheid
- Het woord 'oorlogsmasker' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.