onzegbaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- on·zeg·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onzegbaar | onzegbaarder | onzegbaarst |
verbogen | onzegbare | onzegbaardere | onzegbaarste |
partitief | onzegbaars | onzegbaarders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
onzegbaar
- dat iets niet te zeggen valt
- Als schrijver moet je het onzegbare zeggen [1]
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord onzegbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onzegbaar" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ 15 juli 2016 NRC
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be