onverkort

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·ver·kort
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen onverkort
verbogen onverkorte
partitief onverkorts

Bijvoeglijk naamwoord

onverkort

  1. niet korter gemaakt
    • Het volledige en onverkorte interview wordt volgende week gepubliceerd. 
  2. onverminderd, zonder concessies te doen
    • Ik hou onverkort vast aan mijn doelstelling om het aantal verkeersslachtoffers terug te dringen. [1]
    • Alleen de VVD is onverkort positief. 
Typische woordcombinaties
  • onverkort vasthouden

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Minister Schultz van Haegen in een kamerbrief over de verhoging maximumsnelheid, 11 februari 2011
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be