ontleent

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·leent

Werkwoord

vervoeging van
ontlenen

ontleent

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontlenen
    • Jij ontleent. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontlenen
    • Hij ontleent. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ontlenen
    • Ontleent!