ontga

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·ga

Werkwoord

vervoeging van
ontgaan

ontga

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontgaan
    • Ik ontga. 
  2. gebiedende wijs van ontgaan
    • Ontga! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontgaan
    • Ontga je? 
  4. aanvoegende wijs van ontgaan