ontcijfert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: ontcijfert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ont·cij·fert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ontcijferen |
ontcijfert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontcijferen
- Jij ontcijfert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontcijferen
- Hij ontcijfert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ontcijferen
- Ontcijfert!