onschuldige

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·schul·di·ge
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

onschuldige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van onschuldig
     Volgens de traditie zouden ze er nu een uur blijven zitten, noten kraken, dadels, vijgen en marsepeinen varkentjes eten en misschien wat conserveren over de geslaagde kerstcadeaus, de heerlijke schapenworst uit Osteroy en meer van dat soort onschuldige onderwerpen.[1]
     De waarheidscommissie die nu was begonnen zou niet alleen onschuldige slachtoffers van de politieke processen van een kwade tijd vrijspreken. Ze zou ook schurken brandmerken en niet alleen Tsjecho-Slowaakse schurken.[2]
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord onschuldige onschuldigen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de onschuldigem

  1. iemand die geen schuld heeft

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044625691
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044633535