onofficieel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·of·fi·ci·eel
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onofficieel onofficiëler onofficieelst
verbogen onofficiële onofficiëlere onofficieelste
partitief onofficieels onofficiëlers -

Bijvoeglijk naamwoord

onofficieel [1]

  1. niet officieel
    • Dit is het land met het grootste aantal vluchtelingen per hoofd van de bevolking. Onofficieel zijn het er zo’n 1,5 miljoen, op 4,5 miljoen staatsburgers. Ruim een miljoen van hen staan geregistreerd bij de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR. Maar pas op: die registreert al een jaar geen nieuwe vluchtelingen meer. [2] 
  2. vertrouwelijk
    • Volgens onofficiële informatie heb ik te horen gekregen dat de financiële situatie van dit bedrijf hopeloos is.  
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Carolien Roelants 23 mei 2016
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be