onleesbaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·lees·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onleesbaar onleesbaarder onleesbaarst
verbogen onleesbare onleesbaardere onleesbaarste
partitief onleesbaars onleesbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

onleesbaar [1]

  1. niet te lezen doordat de karakters onduidelijk zijn of wegens de slechte schrijfstijl
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen