ongewijzigd

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·ge·wij·zigd
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen ongewijzigd
verbogen ongewijzigde
partitief ongewijzigds

Bijvoeglijk naamwoord

ongewijzigd

  1. zonder verandering
    • Die ongewijzigde rentestand verbaasde vriend en vijand. 
     Voor het huidige personeel bleven de afspraken ongewijzigd, maar voor nieuwe medewerkers zijn de arbeidsvoorwaarden versoberd.[1]
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 3 januari 2020 Weblink bron
    Joost Pijpker
    “Een winkelketen als HEMA verander je niet in een jaar tijd” (17 oktober 2019) op nrc.nl op Wikipedia