ongevoelig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·ge·voe·lig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ongevoelig ongevoeliger ongevoeligst
verbogen ongevoelige ongevoeligere ongevoeligste
partitief ongevoeligs ongevoeligers -

Bijvoeglijk naamwoord

ongevoelig [1]

  1. zonder gevoel bij prikkeling van de zintuigen
     Ze had een hautaine, zowel gekwetste als neerbuigende blik, alsof ze een dichteres was die zich met tegenzin onder het ongevoelige gepeupel begaf. `Frarwaise; fluisterde de grote Griek en hij keek mij aan met een veelbetekenende blik, waarvan ik niet goed wist wat die betekende.[2]
  2. onaangedaan, onaandoenlijk, onbewogen
    • Bankier zijn is niet leuk meer. De publieke opinie heeft zich tegen het beroep gekeerd:
      De bankier is niet zomaar een parasiet, hij is een ongevoelige, harteloze en arrogante parasiet.
       
Afgeleide begrippen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen