ondoordringbaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·door·dring·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ondoordringbaar ondoordringbaarder ondoordringbaarst
verbogen ondoordringbare ondoordringbaardere ondoordringbaarste
partitief ondoordringbaars ondoordringbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

ondoordringbaar

  1. waar niets doorheen kan dringen, ondoorlatend.
    • De vesting was ondoordringbaar. 
    • Nemo keek in de aangewezen richting. Hij zag niets anders dan een zware, ondoordringbare nevel waarin de Stenen schenen te verdwijnen. [1] 
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Herzen, Frank
    De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 78
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be