onbestaanbaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- on·be·staan·baar
Woordherkomst en -opbouw
- afleiding van bestaanbaar met het voorvoegsel on-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onbestaanbaar | onbestaanbaarder | onbestaanbaarst |
verbogen | onbestaanbare | onbestaanbaardere | onbestaanbaarste |
partitief | onbestaanbaars | onbestaanbaarders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
onbestaanbaar
- dat iets niet kan bestaan, onmogelijk
- Precies daarin verschilt de VVD van de PVV, die steeds meer is gaan uitsluiten dat ‘moslims’ en ‘Nederlanderschap’ ooit nog samen kunnen gaan: de islam moet volgens de PVV simpelweg uit Nederland verdwijnen, een ‘islamitische Nederlander’ is onbestaanbaar.[1]
- onacceptabel, dat iets niet zou mogen
- Dat de regering de opgevraagde documenten niet aan het parlement heeft overhandigd vind ik onbestaanbaar.
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord onbestaanbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ NRC 9 september 2016