onbestaanbaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·be·staan·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onbestaanbaar onbestaanbaarder onbestaanbaarst
verbogen onbestaanbare onbestaanbaardere onbestaanbaarste
partitief onbestaanbaars onbestaanbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

onbestaanbaar

  1. dat iets niet kan bestaan, onmogelijk
    • Precies daarin verschilt de VVD van de PVV, die steeds meer is gaan uitsluiten dat ‘moslims’ en ‘Nederlanderschap’ ooit nog samen kunnen gaan: de islam moet volgens de PVV simpelweg uit Nederland verdwijnen, een ‘islamitische Nederlander’ is onbestaanbaar.[1] 
  2. onacceptabel, dat iets niet zou mogen
    • Dat de regering de opgevraagde documenten niet aan het parlement heeft overhandigd vind ik onbestaanbaar. 
Antoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. NRC 9 september 2016