onaangebroken

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

onaangebroken
Uitspraak
Woordafbreking
  • on·aan·ge·bro·ken
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen onaangebroken
verbogen
partitief onaangebrokens

Bijvoeglijk naamwoord

onaangebroken

  1. van een verpakking dat deze nog nooit is geopend
     Pasja had altijd een onaangebroken pak kaarsen voor haar in voorraad.[1]
     De onderzoeker pleit ervoor die werkwijze te herzien. "Je kunt gesealde verpakkingen uitgeven, zodat je kunt zien dat de doosjes onaangebroken zijn", zegt ze tegen Trouw.[2]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot op Wikipedia, ISBN 9789028261396
  2. Bronlink geraadpleegd op 3 april 2022 Weblink bron “'Elk jaar voor 40 miljoen euro aan medicijnen onnodig afgedankt'” (14-11-2018), NOS