omtovert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·to·vert

Werkwoord

vervoeging van
omtoveren

omtovert

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omtoveren
    • ... dat jij omtovert. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omtoveren
    • ... dat hij omtovert.