omlijnt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·lijnt

Werkwoord

vervoeging van
omlijnen

omlijnt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omlijnen
    • Jij omlijnt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omlijnen
    • Hij omlijnt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van omlijnen
    • Omlijnt!