omgang

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·gang
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord omgang omgangen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de omgangm

  1. de manier waarop mensen contact met elkaar hebben
    • De chagrijnige man was moeilijk in de omgang. 
  2. processie, optocht
  3. galerij aan de buitenzijde van een toren
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen