oeros

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Een oeros.
Uitspraak
Woordafbreking
  • oer·os
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord oeros oerossen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de oerosm

  1. (evenhoevigen) bepaald soort zoogdier, Bos primigenius op Wikispecies, de uitgestorven, ruige, langhoornige, wilde voorouder van het tamme huisrund die in de ijstijd in Europa, Noord-Afrika en West-Azië leefde
    • Koning Clovis trachtte de oeros te beschermen. 
Synoniemen
Hyperoniemen
Anagrammen
Vertalingen

Gangbaarheid

62 % van de Nederlanders;
53 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen