oeps

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • oeps
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘tussenwerpsel: uitroep van verbazing of schrik’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1991 [1]

Tussenwerpsel

oeps

  1. een uitroep die verlegenheid uitdrukt over een gemaakte fout of vergissing
    • Oeps, dat was niet de bedoeling! 
Anagrammen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen