oef

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  oef    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• oef

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tussenwerpsel: uitroep van benauwdheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1808

Tussenwerpsel

oef

1. een uitroep die inspanning of vermoeidheid uitdrukt

   • Oef, dat valt niet mee! 

2. een uitroep die opluchting uitdrukt

   • Oef, blij dat we die klus vandaag nog hebben geklaard! 

Gangbaarheid

• Het woord oef staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "oef" herkend door:

80 %	van de Nederlanders;
90 %	van de Vlamingen.