normalt

Uit WikiWoordenboek

Deens

Woordafbreking
  • nor·malt
Naar frequentie 946

Bijvoeglijk naamwoord

normalt, o

  1. onbepaalde vorm onzijdig enkelvoud van de stellende trap van normal


Noors

Woordafbreking
  • nor·malt
Naar frequentie 1491

Bijvoeglijk naamwoord

normalt, o

  1. onbepaalde vorm onzijdig enkelvoud van de stellende trap van normal


Nynorsk

Woordafbreking
  • nor·malt

Bijvoeglijk naamwoord

normalt, o

  1. onbepaalde vorm onzijdig enkelvoud van de stellende trap van normal