nietigheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nie·tig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nietigheid nietigheden
verkleinwoord nietigheidje nietigheidjes

Zelfstandig naamwoord

de nietigheidv

  1. het heel klein en onbelangrijk zijn als eigenschap
     Iedere generaal, iedere soldaat was zich bewust van zijn eigen nietigheid, besefte dat hij slechts een zandkorreltje was in deze zee van mensen, maar voelde tegelijk zijn kracht als deel van dit grote geheel.[3]
     Ik hoop in al mijn nietigheid dat we waardig waren.[4]
  2. iets dat heel klein en onbelangrijk is
     De voormalige Kohlenmischungshalle in Dinslaken past goed in de geest van Pasolini. "In zijn films gaat het vaak over woestijnen", zegt regisseur Simons. "Volgens Pasolini gaat de mens de woestijn in op zoek naar God, roept tot de hemel, maar die antwoordt niet. Dat is de positie van de mens. Mensen worden nietig in deze hal, zeker met de muziek van Bach. Die geeft ze nog meer nietigheid mee."[5]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. nietigheid op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. “Oorlog en Vrede” (1869), G.A. van Oorschot op Wikipedia, ISBN 9789028251151
  4. Bronlink geraadpleegd op 11 januari 2022 Weblink bron “Kyteman verhuist naar Tivoli” (30-06-2014), NOS
  5. Bronlink geraadpleegd op 11 januari 2022 Weblink bron “Nederland sterk vertegenwoordigd op Ruhrtriënnale” (15-08-2015), NOS