niche

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ni·che
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord niche niches
verkleinwoord nicheje nichejes

Zelfstandig naamwoord

de nichev / m

  1. (ecologie) functie of positie van een organisme of populatie binnen een ecologische gemeenschap
  2. (ecologie) bijzondere gebied binnen een habitat bezet door een organisme
  3. (bedrijfskunde) kleine gespecialiseerde markt voor een bepaalde groep producten of services
  4. (bedrijfskunde) klein marktsegment dat nog ontginningspotentieel biedt
Schrijfwijzen

Gangbaarheid

79 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
Woordafbreking
  • niche
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
niche - -

Bijvoeglijk naamwoord

niche

  1. niche-achtig
    «Be a specialist in a niche scientific industry.»
    Zij een specialist in een niche-achtige wetenschappelijke industrie.
vervoeging
onbepaalde wijs to  niche 
he/she/it  niches 
verleden tijd  niched 
voltooid
deelwoord
 niched 
onvoltooid
deelwoord
 niching 
gebiedende wijs  niche 

Werkwoord

niche

  1. overgankelijk iets in een nis plaatsen
enkelvoud meervoud
niche niches

Zelfstandig naamwoord

niche

  1. (bouwkunde) (in een gebouw, b.v. voor het plaatsen van figuren) nis, inham
  2. (bouwkunde) (in een wand, b.v. voor het plaatsen van werktuigen) nis, uitsparing
  3. (ecologie) niche
  4. (bedrijfskunde) niche
  5. (geologie) (in een rotswand) hoek, kloof
  6. (sociologie) situatie of activiteit die speciaal geschikt is voor de belangen van een persoon, capaciteiten, of natuur
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron niche in: Oxford English Dictionary, second edition (1989) op oed.com


Frans

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
  • [A] Ontleend aan Italiaans nicchia nis (voor een heiligenbeeld), mogelijk geassocieerd met een andere Italiaanse term nicchioschelp” (eveneens gebruikt als benaming voor een architectonische decoratie). [1]
  • [B] Herkomst onbekend, wellicht een spottende alliteratie van nique.

Zelfstandig naamwoord

[A] niche v

  1. (bouwkunde) (in een gebouw, b.v. voor het plaatsen van figuren) nis, inham
  2. (bouwkunde) (in een wand, b.v. voor het plaatsen van werktuigen) nis, uitsparing
  3. hondenhok
  4. (bedrijfskunde) niche
  5. (biologie) niche
  6. (regering) een leeg tijdsvak in de parlementaire agenda dat door een minderheidspartij of oppositie opgevuld wordt
  7. (spreektaal) een kleine woning, hok
  8. (spreektaal) borst, tiet [2]

[B] niche v

  1. (verouderd) plaagstoot

Verwijzingen